
Het Vlaamse rock-'n-roll-icoon Little Jimmy - officieel heet hij gewoon Marc Claeys - heeft er een turbulente carrière op zitten. Op tweeëntwintigjarige leeftijd liet hij samen met zijn groep The Sharks de single Love at first sight op het Vlaamse land los. En begrijpe wie het begrijpen kan: man achter de knoppen was Rocco Granata! Little Jimmy and the Sharks bereikten hun hoogtepunt in 1966 toen zij het voorprogramma van The Rolling Stones mochten spelen. Sinds 1994 treedt Jimmy opnieuw op en wel onder de naam Don Croissant. Ter gelegenheid van het verschijnen van zijn gloednieuwe CD ging Urbanmag met de man praten over zijn vele projecten, zijn kortstondige carrière als restauranthouder en zijn vriendschap met Chris Whitley.
Urbanmag: Marc Claeys werd 58 jaar geleden als bakkerszoon geboren in Ledeberg bij Gent. Of toch niet helemaal?
Little Jimmy: Eigenlijk moesten wij altijd "patisserie" zeggen, mijn vader vond dat chic. En in feite had hij ook gelijk, want in het begin verkocht hij enkel gebak en taart, geen brood. Toen ik een jaar of zes was, is de "patisserie" opgedoekt, en zijn we verhuisd. Het is ook rond die periode dat ik voor het eerst een instrument leerde bespelen.
UM: Je bent, zoals vele muzikanten uit die tijd, begonnen op mondharmonica.
LJ: Inderdaad. Ik ben ermee begonnen omdat een oom van mij harmonica en accordeon speelde. Nu, ik kon eigenlijk geen familielid gehad hebben dat gitaar speelde. Rock-'n-roll, daar hadden die mensen nog nooit van gehoord, hé. Harmonicaspelen had ik heel snel onder de knie. Kort daarna ben ik als "claron" begonnen in de plaatselijke fanfare, en van daaruit naar de "Harmonie St. Cecilia" van Ledeberg. Daar speelde ik de "cornet à pistons", met drie van die knopkes. We moesten er ook wat notenleer volgen, aangezien we van het blad speelden. Bij de harmonie heb ik ook mijn eerste groepje opgericht, het "jazzke" (jazzorkest) The Teenagers. Dat was een soort zijproject voor de jeugd binnen de harmonie. Samen met een andere trompettist, twee accordeonisten, een trombonist en een drummer speelden we marsmuziek, en potpourri's, genre "allez, changez!". Maar toen ontdekte ik de gitaar…
UM: Hoe wordt een blazer in godsnaam gitarist?
LJ: Wel, mijn vader was ondertussen handelsvertegenwoordiger in bakkersproducten geworden. Eén van zijn collega's die vaak bij ons over de vloer kwam, die speelde gitaar. En op een dag bracht hij dat instrument mee bij ons, hij speelde er wat op… Ik dacht onmiddellijk: "verdomme, gitaar, dàt zou nog eens iets voor mij zijn!" Die man heeft mij dan mijn eerste drie akkoorden geleerd, en ik was vertrokken. Ik speelde al direct "Tom Dooley". Ik liet The Teenagers voor wat ze waren, en begon te repeteren met een saxofonist, die ook niet kon spelen! Gelukkig zijn we nooit verder dan de zolder geraakt. Dat moet aan het einde van de jaren vijftig geweest zijn.
UM: Eind jaren vijftig komt de rock-'n-roll definitief ons land binnengewaaid. Welk effect had dat op de jonge Jimmy?
LJ: Toen hoorde je op de jukebox alles wat "zwart" was: Chuck Berry, Fats Domino, Little Richard… Duivelse muziek! Ik was er weg van, maar mensen als mijn ouders begrepen daar niks van! Maar ze duldden het. Het was altijd goed voor hen. Mijn vader had me ondertussen ook al van de school gehaald. Eén van mijn leraars aan het college van Ledeberg, die had me zien "totten" met een meisje. Ik werd bij hem op het matje geroepen. Die vent was zo over zijn touren: roepen, tieren en stampen… 't Was waarschijnlijk zo'n pedofiel die niet kon verdragen dat ik gezonde interesses had. Enfin, om die reden vond mijn vader het beter dat ik er niet meer ging. Dat was toen geen probleem, want de leerplicht liep toen maar tot je veertien jaar. Ik ben toen voor één jaar naar Holland getrokken, naar een decoratieschool.
UM: Heeft dat verblijf in Nederland je op een of andere manier beïnvloed? Ik kan me voorstellen dat de mentaliteit daar toch wat anders was dan in "de metropool" Ledeberg.
LJ: Nee, dat kon mij niet beïnvloeden. Op dat moment stonden ze hier trouwens veel verder. Hier was àlles Rock-'n-roll, daar heerste vooral een soort calvinistische, gereformeerde mentaliteit. Ik kwam daar toe in een kostuum, met een leren "plastronske", en ik had zo'n heel fijn "moustacheke". Little Richard had dat, dus Jimmy ook! Maar dat was daar precies niet gepast: ze noemden mij er "het Italiaantje". En dat was met een venijnig racistisch ondertoontje, helemaal niet vleiend bedoeld. Ik had daar natuurlijk direct een lief, maar mocht niet bij haar thuis binnenkomen, wegens mijn uiterlijk!
UM: En wij die dachten dat Nederlanders losbollen waren…
LJ: Vergeet het! Ik heb daar voor het eerst iemand op café koffie zien drinken. Koffie! Hier dronk iedereen bier, koffie moest je thuis drinken! Enfin, 't was niet allemaal kommer en kwel. Op die school heb ik het onstaan van de PROVO-beweging meegemaakt, begin jaren zestig. In België is dat pas rond 1964 doorgebroken. Ik herinner me nog goed, de eerste dag toen ik op school toekwam, was het 's avonds al party in de kelders van de school. Op de grond lagen jongens en meisjes samen op matrassen, de muziek stond vollen bak…. Dat had je hier dan weer niet.
UM: En hoe evolueerde ondertussen je toen nog erg prille muzikale carrière?
LJ: In Holland heb ik nog een tijdje samen met een andere kerel trompet gespeeld, maar de eerste grote stap was toch wat later. Voor mijn vertrek naar Holland had ik al met hen samengespeeld, maar nu zouden we toch eens écht van start gaan: Little Jimmy & The Robots! Voor de zomer van '62 kregen we al direct een contract van 2 maanden aangeboden in de Continental, een hotel op de dijk van Blankenberge. Twee maal per dag spelen: 's middags van drie tot zes, 's avonds van negen tot twaalf. En dat van één juli tot en met eenendertig augustus, twee-en-zes-tig dagen lang! 's Middags speelden we voor de openstaande venster van de tearoom, met zicht op zee, daarna in de balzaal. Wij vonden het geweldig: 's morgens op het strand gaan liggen, en alle dagen mogen spelen!
UM: Nochtans waren The Robots geen lang leven beschoren…
LJ. Dat kwam zo: wij waren helemaal niet de enige die zo'n contract in de wacht gesleept hadden. In dezelde straat van de Continental speelde onder andere Jimmy Frey met zijn Silhouets, en naast ons een of andere Luikse band. Maar in de Kerkstraat, in de Belvédère, daar speelde een ander rock-'n-rollensemble, The Sharks genaamd. Ik was wel geïnteresseerd in wat de concurrentie uitvrat, dus ging ik ook bij hen een kijkje nemen. Ik dacht onmiddellijk: "Wat is dàt hier?" Daar stonden vier kleurlingen op het podium, en die speelden absoluut niet slecht. Het bleken Indonesiërs te zijn. Indonesië? Ik wist met moeite waar dat lag, en veel verder dan nasi goreng was ik nog niet geraakt. Die mannen hadden mij ook al zien spelen met The Robots, en vroegen me of ik geen zin had om mee te spelen. Het klikte onmiddellijk. Ik heb nog mijn seizoen met The Robots afgemaakt, en ben toen zonder schroom overgestapt naar de The Sharks.
UM: En toen ging de bal aan het rollen. Je hebt met The Sharks ook het voorprogramma van de Rolling Stones verzorgd, niet?
LJ: Ja, maar dat was pas later, in '66. Daarvoor hadden we al honderden keren gespeeld, ook in Nederland en Frankrijk. We speelden toen ook dag in dag uit. In Gent alleen al hadden we drie optredens per week: twee op de Kuiperskaai, in de Don Carlos en in 't Cirkus, en nog één in een zaal aan het St. Pietersstation, The Sharkclub. Die uitbater had zelfs zijn ke

et naar ons genoemd! En was er al eens een zondag waarop we niks om handen hadden, dan laadden we gewoon ons materiaal uit de bestelwagen, stelden alles op buiten aan de kaai, en speelden op straat. We deden alles samen, eten, slapen,…àlles. En toen kwamen inderdaad die voorprogramma's: in maart '66 in het Brusselse Sportpaleis voor The Stones, in Wolucity voor the Who… Nu, wij vonden ons zelf beter dan The Stones. Ik ben zelfs maar een paar minuten blijven kijken, ik vond dat gewoon slecht! Hetzelfde met The Who. Trouwens, we moesten diezelfde avond nog in het Kasteel van Steenokkerzeel spelen: drank, lekker eten, allemaal voor niks! Dat was al wat interessanter dan mààr een voorprogramma doen.
DM: Met The Sharks heb je slechts één single opgenomen, wat, gezien het succes, toch erg weinig is. Was het commercieel bekeken niet beter geweest om wat meer de studio in te duiken?
LJ: Commercieel? Ik kon dat woord met moeite schrijven, laat staan dat ik wist wat het betekende! We hebben wel de kansen gehad om meer plaatjes op te nemen, maar ik was daar, net als de rest overigens, een koppigaard in. Wij waren een liveband, en dat moest zo blijven.
DM: Hoe komt zo'n hechte groep dan aan zijn einde?
LJ: In 1968 kregen we een contract in the Number One Club, in het casino van Knokke. We moesten er vijf sets spelen per avond: om tien uur beginnen, om vijf uur gedaan. Lap, wéér van dat ! Ons publiek bestond er uit dokters, architecten, callgirls,… Wat gebeurde er? Twee van mijn muzikanten haakten af. De een had een lief, de andere ging trouwen, en moest sparen voor een strijkplank. Een strijkplank! Ik dacht: "Waar zijn we mee bezig?". Maar ja, ieder zijn eigen recht, hé. We hebben dan twee nieuwe gasten aangetrokken, maar aangezien we geen tijd hadden om te repeteren, klonk dat slecht. Dus ik niet tevreden, en Nellens, de big boss van 't casino, nog minder natuurlijk. We zijn daar uiteindelijk buitengevlogen. Ik heb er nog van colère een brandblusapparaat leeggespoten in de kleedkamers. Later kreeg ik dan nog een rekening toegestuurd, omdat we zogezegd alle micro's hadden gestolen! Wilde die vent nog wat geld uit onze zakken kloppen ook! 'k Heb ze nooit betaald. Misschien had ik wel eens een micro op de grond gegooid, dat kan. Want dat was mijn handelsmerk: opkomen en direct alle micro's omvergooien! Ik was de enige zanger in de groep, en had een micro gemonteerd op mijn gitaar, met een kabel van dertig meter. Zo kon ik in het publiek springen én toch blijven spelen! Soms brak die micro af, viel die op de grond en kwam er feedback uit al die boxen! Dat had nog nooit iemand gezien!
UM: Punk avant la lettre!
LJ: 't Zal wel zijn! Maar het was gedaan met The Sharks. Ik ben er nog niet goed van. Miljaarde! Maar ik heb niet lang stilgezeten. Aan de toog raakte ik in gesprek met de manager van The New Inspiration, Jacques Velt. Die stelde me voor om als gitarist bij hen te beginnen. Nu moet je weten: ik hààtte The New Inspiration, nog altijd. Maar toch ben ik erop ingegaan. Ik ben acht maanden gebleven, maar we mochten er toch in een cadillac rondrijden, van het ene optreden naar het andere, tot in Parijs. We zaten er in een tv-programma met Led Zeppelin! The New Inspiration had al een aantal hits gehad, en op een bepaald moment moest er gekozen worden welke nieuwe nummers de volgende single gingen vullen. Daarvoor kwam er speciaal uit Parijs een dame. Kiest ze toch wel niet twee nummers van mij! Ik dacht dat ik binnen was. Velt vraagt of ik die nummers al heb aangegeven. Dat was niet het geval, maar geen probleem: hij moest toch elke dag naar Brussel, dus hij zou dat wel voor me regelen. Maar de smeerlap geeft ze aan op zijn naam. Geen rotte frank heb ik eraan verdiend! Toen was de maat vol: ik stopte met The New Inspiration én met muziek in het algemeen.
UM: Was je zo gedesillusioneerd door wat je met Velt had meegemaakt? Je had toch talent genoeg om zelf een nieuwe groep op te richten?
LJ: 't Was niet alleen dié ervaring… Ik had ondertussen ook al vrouw en kind, en als muzikant ben je weinig thuis. Toen is mijn decoratie-opleiding toch goed van pas gekomen. Ik ging klussen bij de mensen thuis: behangen, schilderen, soms al eens een etalage inrichten. Ik speelde wel nog gitaar, maar echt gelukkig was ik toch niet. Het was alsof ze mijn handen hadden afgehakt. Enfin, ik ben die jobs blijven doen, tot plots Yves De Vriendt, instant-gitarist bij The Sharks geweest, voor de deur stond. "Jimmy, ik heb aan u gedacht, 't wordt tijd dat ge weer buitenkomt. Ik heb een nummer voor u: 'Roll Suzy Roll'. En jij moet iets componeren voor de B-kant van die single." Yves was ondertussen producer bij EMI geworden, dus dat was makkelijk. Zo gezegd, zo gedaan, en samen met The Rock&Roll High School hebben we die single ingeblikt.
UM: De line-up van The Rock&Roll High School leest als een keure van de Belgische muziekscène: Jean Blaute, Cel De Cauwer, Rudy Pincé… Dat moet toch brokken gemaakt hebben?
LJ: Welnee, we waren geen echte band. Tijdens de week deden we allemaal iets anders. Nou, dat was toch niet zoals ik het gewoon was bij The Sharks. Logisch gevolg: de boel is doodgebloed, en ik ben dan in '76 weer beginnen optreden met een wisselende bezetting. We speelden vooral R&B-nummers. Ik had iconen als John Lee Hooker, Muddy Waters en Jimmy Reed al ontdekt in '64. Ik kocht toen constant nieuwe platen, en viel op die oude blues LP's. 't Had iets punkachtigs: ruig gespeeld en opgenomen, feedback… Dat beviel me wel. Ik ben toen thuis beginnen te oefenen in een zelf gevonden open stemming, zonder dat ik wist dat zoiets bestond. Een open mi-akkoord. Later heb ik dan begrepen dat die mannen zo al vijftig jaar bezig waren, maar kom. En toen ben ik Chris Whitley tegengekomen. Een kennis van me had hem naar hier gehaald. Al vanaf de eerste dag dat hij hier was, zat hij bij mij thuis. Wat een revelatie! Zoiets had ik nog nooit gehoord: die unieke slidetechniek van 'm, gecombineerd met zijn huilende stem! We speelden direct samen. Ik begeleidde Chris op Afrikaanse percussie, en we amuseerden ons. Maar Chris wou terug naar de States, en we hadden het plan opgevat om daar samen iets te gaan doen. Ik had ondertussen al twee zonen, en van zodra ik de weg daar in Amerika vrijgemaakt had, zou mijn vrouw met hen overkomen. Eenmaal in New York, logeerde ik bij Chris op zijn appartement. Maar Chris miste Hélène, zijn Belgische vriendin, keerde terug naar Gent, en ik bleef er alleen achter. Uiteraard moest ik in een hotelkamer gaan logeren, iets wat ik na korte tijd niet meer kon betalen. Zeker niet nadat ik tot de vaststelling was gekomen dat niemand daar op een muzikant als mij zat te wachten. Ondertussen had mijn vrouw er niet beter op gevonden om alles hier in Gent te verkopen, zodat we geld zouden hebben om in New York een nieuw leven te beginnen. Ik ben natuurlijk zonder resultaat moeten terugkomen…
UM: En dan kom je aan in Gent, en heb je geen dak meer boven je hoofd…
LJ: We hadden hier in Gent niets meer te zoeken, en mijn vrouw en ik vonden dat we maar eens ergens anders moesten gaan wonen. Ik heb direct de trein genomen naar Brussel. Ik kende dat daar goed, ik had er met The Sharks veel gespeeld. Gelu

kkig vond ik er snel een appartement in St. Joost, en daar zijn we dan ingetrokken. Daar begon ik weer met Chris te repeteren. Die had een band opgericht, A Noh Rodeo. We waren met vier percussionisten, en Chris speelde gitaar en zong. Je kan je voorstellen wat een lawaai dat was, op de derde verdieping van een flatgebouw! Ik ben uiteindelijk uit A Noh Rodeo gestapt, want ik kon me niet meer zo goed vinden in Chris' ideeën. Hij wou alsmaar meer de Bowie en Prince-kant uit, en dat zag ik niet goed zitten. Onze wegen zijn dan wat uiteengelopen, en in 1985 ben ik een restaurant begonnen. Enfin, eigenlijk geen restaurant, maar een doodgeboren kind
UM: Hoe ben je op dat idee gekomen?
LJ: Ik zie daar in Brussel de Rue des Bouchers: massa's volk, in al die kleine straatjes. Vollen bak! Ik dacht: "Hola, dat kan ik ook nog doen!". Ik had nog wat geld, verkocht mijn drie oldtimers - tweeThunderbirds en een MG - en begon daarmee een restaurant. Negen maanden heb ik het uitgehouden. Pas op, ik ben niet failliet gegaan, ik ben gewoon gestopt. 't Was niet te doen: een huishuur van 55.000 BEF per maand, in 1985. Begin er maar aan! 't Was eigenlijk ook een beetje de schuld van Jean Blaute en Roland. Het was net Mallemunt, en ze kwamen me vragen om met hen mee te spelen op het groot podium. Ik heb onmiddellijk de deur achter me gesloten en ben meegegaan. Te gek gewoon! Iedereen wild enthousiast!
UM: Vanaf dan heb je de draad weer opgepikt. Ben je met hen blijven spelen?
LJ: Neen, dat was eenmalig. Ik heb dan China James & The Yellow Doll opgericht, een soort fusion tussen Oosterse en Westerse muziek. Om de een of andere reden was ik volledig weg van Mongolië - vraag me niet waaarom. Onder de naam China James had ik al eens een project gehad, samen met Whitley en Alan Gevaert, maar dat heeft slechts een paar maand geduurd. Nu liet ik me begeleiden door een zangeres, Pascale Janssens. Oorspronkelijk zat mijn vrouw in de groep, ze deed percussie. Maar ze is vrij plots aan kanker overleden. Pascale is er dan bijgekomen. Ze had een erg hoge en schelle stem, en ik begeleidde haar met maraka's, en andere geluiden die ik bijvoorbeeld met een ton voortbracht. Het was allemaal eigen werk, wat performance-achtig, en het sloeg wel aan. We speelden met China James zelfs nog in de grote zaal van de AB, als voorprogramma van Ted Hawkins. Maar we zijn dan zodanig in ruzie gevallen, dat ik het project heb moeten opdoeken. Toen heb ik gezegd: "nu is 't gedaan, ik ben het beu. Ik ga werken zoals iedereen".
UM: Begin jaren negentig ben je dan Lot Lemm, je huidige vriendin, tegen het lijf gelopen.
LJ: Gelukkig maar, want ik weet anders niet wat er van mij zou geworden zijn. Zij heeft mij aangespoord om opnieuw te beginnen. Ik heb het dan over een volledig andere boeg gegooid, en ben met Don Croissant begonnen. Ik koos vooluit voor de blues en R&B, de rest was voltooid verleden tijd. En ik had geluk: blijkbaar was er net een bluesrevival op gang gekomen. Ik zag mensen voor het podium staan, laaiend enthousiast. En ik mocht aan de lopende band optreden, nu nog. Dat stopt niet meer!
UM: Vind je die erkenning niet wat laat komen?
LJ: Zoiets kan je niet programmeren. Voordien was ik altijd wat te vroeg, of op het verkeerde moment. Maar een ding is zeker, bij mij is alles naturel gekomen.
UM: Na 2 full CD's en een 10", ben je nu opnieuw terug met "Tiger Tapes". Ditmaal echter een soloplaat. Is dat een bewuste keuze?
LJ: Helemaal niet. Ik en Lot zijn vorig jaar naar Kreta op vakantie gegaan: Ik had mijn gitaar, minidisc en een microfoon meegenomen, zo kon ik daar wat dingen uitproberen. 't Leek ons wel plezant om af en toe op de kamer wat nummers op te nemen. Tien in totaal, waarvan eentje van RL Burnside. Het was helemaal niet de bedoeling die dingen uit te brengen. Terug thuis zetten we die disc op en… We vonden het allebei te goed om weg te gooien. En zonder veel poespas hebben we de CD op 500 exemplaren laten persen, in eigen beheer. De nummers zijn enkel gemasterd, zodat ze ook op de radio kunnen gedraaid worden. Onlangs ben ik dan in contact gekomen met de Belgische vertegenwoordiger van Münich Records, een Nederlandse platenmaatschappij. Die zag de CD onmiddellijk zitten, en zij brengen nu de volgende 1.000 exemplaren uit. Ook de organisator van de AB was enthousiast. Daardoor wordt "Tiger Tapes" op 21 maart voorgesteld in de AB-club, vlak na het concert van Arno. Ik ga nu een tijdje solo spelen, enkel begeleid door een footstomp.
UM: Komt het er nog wel van om weer met een band de boer op te gaan?
LJ: Zeker! Ik ben nu zelfs al bezig aan nieuwe nummers, voor een CD met volledige bezetting. Ik sluit niets uit. Zolang het maar naturel blijft…